Doorgaan naar hoofdcontent
Ze was mijn laatste hoop op een finaleplaats geweest. Ik bedoel, op een kaartje om de finalewedstrijd van het afgelopen afgelopen WK. te zien. Ze werkt namelijk op het kantoor van de Italiaanse boodschappenjongen, die zelf uiteraard wel is gegaan, al was het om de schoenen van Prodi te mogen kussen en Totti van dichtbij in de ogen te mogen kijken.

Ze zei ook dat ik op de boodschapper leek, maar hoe precies zei ze niet, want wij zijn goede vienden, zij en ik. De boodschapper is geen goede vriend van haar en zal dat ook nooit worden. Het enige dat ik echt van hem weet, is dat zijn naam geschikt is als merk van krachtvoer voor postduiven: Puri Purini, en dat hij geregeld overstuur is als hij haar ziet.

Gisteren belde ze me. Ik zat op het dak van de Fabriek en had de hele dag naar dat moment verlangd. De dag was zo lamleggend warm geweest, dat ik geen zin had gehad om naar het centrum te fietsen. Ik moest Geert Jan nog vragen wat hij precies zou spelen. Zijn zaak in de Torstrasse is sowieso een prettige oase. Er heerst een ouderwetse chaos. Met ouderwets bedoel ik houten panelen, dozen, stoelen, twintig jaar geleden en activiteiten die na vijf minuten worden onderbroken om iets anders te doen. Dat alles met een Amsterdams accent.

Omdat ik vanaf het dak van de Fabriek in de ronde kan kijken, en zo zie hoe groot Berlijn eigenlijk is, vroeg ik haar haar hand uit het raam te steken. "Je zult me hoogstwaarschijnlijk niet zien, ik ben in Rhmmhmmdorf." Dat was een dorp ten noorden van Berlijn. Ik vroeg haar of het achter de torens van Marzahn lag. Dat was noordwest. Zij was in Noordoost. Ach ja DDR-meisje. Achter de bossen? Maar ze zag geen bossen.

De woontorens van Mitte lagen in een oranje gloed. Iemand schreed met zwevende passen over het dak. De resten van het bord spaghetti koelden langzaam af en ik hoorde dat ze het meende met haar ziekteverlof. Ze liet zich door haar vader verzorgen en moest een antibioticakuur volgen. Ik ook. Zaterdag was ze weer thuis in Friedrichshain. Of ik langs wilde komen. Zeker, zei ik, dan kunnen we elkaar de bijsluiters voorlezen. En toen ging het nog een hele tijd over die pillen. Totdat ze zei dat we beter konden ophangen, want we leken net twee oudjes die over hun medicijnen spraken.

Vijf minuten later keek ik naar de sterren. Het was elf uur en het moest nog steeds helemaal nacht worden.

Populaire posts van deze blog

Ik heb veel kleingeld de laatste tijd, allemaal verdiend bij optredens. Een deel daarvan laat ik uit mijn hand in mijn broekzak glijden. Het is maandag. Ik zou eigenlijk naar Prenzlauer Berg moeten fietsen en op de kopieermachine een flyercompositie maken. Daarvoor heb ik een woord nodig waarvan 'klang' de eerste lettergreep is. Het schiet me niet te binnen. De dag is fris en winderig, enigszins bewolkt. In de gang werkt een electricien. De voorbijrijdende trams fluiten soepel over de rails. De afgelopen nachten hebben de slijpers vonken uit het ijzer getoverd. Ik moet bij de post zijn om het pakje met ontrafelde cassettetape voor mijn klankkompaan Harold in Parijs af te geven. Harold had ik eerder dit jaar in Parijs in het echt meegemaakt. Tijdens een wandeling zag hij een sliert cassetteband die om een lantaarnpaal was gewikkeld. Zijn begoeting ("Ah") vereende verbazing over uitblijvend resultaat met de zekerheid dat met iedere wandeling zijn voorraad tapesalade zou
"We hebben elkaar al een half jaar niet meer gezien." Ik was er vast van overtuigd, dat ik er qua tijd niet veel naast zat. "Ach, nee," zei ze. "We hebben elkaar nog in augustus gezien." Wat waar was, maar mijn herinnering voerde me naar de Feldwebelstraat in Prenzlauer Berg, waar we op houten bankjes bij een Italiaan op de stoep niet naar Italië-Ukraïne hadden gekeken. Te veel hoofden voor het beeld, bovendien zat ik met de rug naar het apparaat; en om de rug naar mijn tafelgenoten te keren vond ik onbeschoft. Maar dat was niet de dag in augustus waarnaar ze verwees, ook al omdat die pizzatafeldag vroeg in Juni was, of wanneer was dat WK toch alweer? Nee, ik had haar gezien op een zonnig uur in haar apartement. De zomerwarmte liefkoosde haar schouders; ze was vrolijk en opgewekt, alsof ze zojuist een nieuwe liefde had gevonden, misschien ook omdat een rose verjaardagskoek haar was gelukt en ze zojuist drie rode hartvormige ballonnen had opgeblazen, waarva
Inmiddels ben ik in Parijs aanbeland. En dan regent het. Straten reflecteren de neon, de café`s en restaurants gevuld, zit men aan kleine tafeltjes tegenover elkaar. Veel met de metro gereisd; de pas wordt sneller, zelfvertrouwen is een mantel die om je schouders wordt gehangen zodra je onder de grond verdwijnt. Niets dan hoofden en lichamen, ieder kijkt van zichzelf weg. Het Handkeaanse syndroom bekruipt me, te denken welke gedachten er in die hoofden omgaan. Veel gedachten worden verjaagd door geluiden. Veel kleine oorknopjes, kijken, stoppen en weer verder lopen. Verliefd op ieder model van de grote reclamefoto`s. Ik zou naar de Eiffeltoren willen gaan, de Tuilerien, Versailles, plaatsen waarbij je je iets voorstelt. Ik merk dat ik zeker een paar duizend euro per maand op mezelf achterlig; het bord met het kopvlees, de salami ziet er net iets te aantrekkelijk uit. Honger om zeven uur `s avonds en net niet de 12 euro kunnen permitteren. Ik loop en kijk naar de kerstverlichting, de l