De straat bood verschillende mogelijkheden om te schuilen. Maar met dit fijne zomeravondweer wilde ik niet ergens binnenzitten en pijn in mijn nek krijgen van het kijken naar een TV die onder het plafond op een plankje was geschroefd. Alle fabrieksingangen liggen ter rechterzijde, mooie fabriekshallen met de kleur van nat zand, sommige in gebruik, andere door bestofte vensters van het alledaagse gescheiden.
Op een pleintje, een kiosk met een gevulde ijskast en vier banken met twee tafels buiten. Daarop twee lokale dronkelappen die hun bieroraties houden. Op het scherm loopt een reclamefilmfestival dat niet op wil houden, ook al is het vijf voor negen. De Turkse knaap met de afstandsbediening komt naar buiten. Ik wacht met een fles Berliner bier in mijn hand. Het begint. De exDDR-burgers toasten op Frankrijk. De Turk op Brazilie.
Naarmate het spel vordert, komen er meer kijkers. Een paar van hen wacht hier op de tram, een baardige van hen woont verderop in een opvangtehuis. Hij verspreidt een weeige pisgeur. Ik moet niet aan de Meer denken, noch aan de domme journalist die de stank aan het legendarische stadion koppelde, maar denk eraan hoe de juiste frisse luchtstroom op te vangen.
De verslaggever vindt de eerste helft slecht. Ik zie hoe bij de Brazilianen de angst onder de huid kruipt, en dat sommige onder hen beseffen dat ze deze wedstrijd best wel eens kunnen verliezen.
De bezetting op de bank wisselt. In de kiosk lijkt een auditie aan de gang voor de Oost-Berlijnse versie van Grease. Spekmeisjes en sprookjesmeisjes lopen lachend in en uit. Puberterende jeugd hangt koel in zijn ellebogen. Frankrijk speelt een gewonnen wedstrijd.
De verdedigers bewijzen de kracht en het gelijk van de nostalgicus. De Braziliaanse wondervoetballers lopen vooral mooi te doen op de sportpagina's, worden daar kritiekloos ingehaald als bevrijders. De Fransen zetten een voet tegen de bal en nemen de vermeende tovenaars de bal af. Einde luchtkasteel.
Trezeguet kijkt vanaf de zijlijn. Henry grapt in zijn oor. De grijns van Trezeguet is een andere, toont de opluchting van iemand die dacht dat hij iets kwijt was geraakt.
Rinus
Op een pleintje, een kiosk met een gevulde ijskast en vier banken met twee tafels buiten. Daarop twee lokale dronkelappen die hun bieroraties houden. Op het scherm loopt een reclamefilmfestival dat niet op wil houden, ook al is het vijf voor negen. De Turkse knaap met de afstandsbediening komt naar buiten. Ik wacht met een fles Berliner bier in mijn hand. Het begint. De exDDR-burgers toasten op Frankrijk. De Turk op Brazilie.
Naarmate het spel vordert, komen er meer kijkers. Een paar van hen wacht hier op de tram, een baardige van hen woont verderop in een opvangtehuis. Hij verspreidt een weeige pisgeur. Ik moet niet aan de Meer denken, noch aan de domme journalist die de stank aan het legendarische stadion koppelde, maar denk eraan hoe de juiste frisse luchtstroom op te vangen.
De verslaggever vindt de eerste helft slecht. Ik zie hoe bij de Brazilianen de angst onder de huid kruipt, en dat sommige onder hen beseffen dat ze deze wedstrijd best wel eens kunnen verliezen.
De bezetting op de bank wisselt. In de kiosk lijkt een auditie aan de gang voor de Oost-Berlijnse versie van Grease. Spekmeisjes en sprookjesmeisjes lopen lachend in en uit. Puberterende jeugd hangt koel in zijn ellebogen. Frankrijk speelt een gewonnen wedstrijd.
De verdedigers bewijzen de kracht en het gelijk van de nostalgicus. De Braziliaanse wondervoetballers lopen vooral mooi te doen op de sportpagina's, worden daar kritiekloos ingehaald als bevrijders. De Fransen zetten een voet tegen de bal en nemen de vermeende tovenaars de bal af. Einde luchtkasteel.
Trezeguet kijkt vanaf de zijlijn. Henry grapt in zijn oor. De grijns van Trezeguet is een andere, toont de opluchting van iemand die dacht dat hij iets kwijt was geraakt.
Rinus