Doorgaan naar hoofdcontent
De weg naar Rostock herinnerde aan de lange aankomst in Bilbao: hetzelfde verlangen naar de stad achter de horizon, hetzelfde motorgezang in mijn oren en hetzelfde licht dat uit zee naar het landschap werd gebracht. En dan ziet het bij aankomst toch allemaal anders uit. De bergen zijn teruggeplooid, nauwelijks bemerkbare glooien uiteindelijk weggestreken, en daar doemt het in de middagnevels: een stad met middeleeuwse speerpunten die in de wolken steken.

De volgende dag bleken die speerpunten de uiterst spitse daken van de kerken. Na lang turen zag ik een smalle weg die in het blauw verdween. We (de jongens van Radikal Satan en ik) overnachtten in een bijeengewaaide huttenbouw, op een terrein waar een uitgebouwde camper en een zwartgeverfde woontruck staan. Daar bomen en struiken, de wanorde van zee, een gemelancholiseerde Duitse herder en een bruingevlekte Dalmatiër. Tijdens de korte stadswandeling krijg ik de indruk dat de stad door jutters is gebouwd, ook al zijn de fris gekleurde huizen van damals gefinancierd uit de handel.

In de keuken fladderen de kranten. Politieke discussies worden gevoerd, maar niet van harte. Mecklen-Vorpommern wordt bescheten door de achterneefjes van oom Adolf. Hun folders met de wervende teksten ademen een Jehova's getuigen geest, daaraantoe gevoegd de stem van de jonge manager, die halverwege zijn beheersing verliest en begint te sneren.

Wij komen na middernacht in de keuken. Jonathan bakt, de Argentijnen doen allerlei overbodigs, iedereen maakt een prettige rotzooi, waarin het gezellig eten is. Na afloop worden de sporen gewist.

Het reizen is ontspannend. De optredens in een rood vuur van lampjes en kertsverlichting gedompeld: de suggestie van immigranten, de suggestie van Buenos Aires, de suggestie van lang geleden. Ik word ten tweede male begroet
met hosanna, omdat ik uit Nederland kom. De aangetrouwde oma ( de vrouw van de broer van de echte oma) is Nederlandse. Ik geloof niet dat een andere verklaring er toe doet.

In Rostock hebben we drie wegwerpcamera's gekocht voor drie euro. "Rinus, foto, foto" klinkt herhaaldelijk. Jonathan, Cesar en ik nemen het apparaat en schieten op hetzelfde moment een foto van elkaar, waarna we de camera's wisselen.

In Hamburg regent het. De Astra-stube is onder een ijzeren plafond, de brug waarover de U-Bahn rijdt. Het regent. We zitten op het stoepje zonder te wachten en luisteren naar het verkeer. Hoe het stil wordt, hoe de auto's afremmen, weer optrekken en voorbijrijden over het natte asfalt. Het gegier van de U-Bahn keert iedere tien minuten terug als refrein.

Na het concert hoor ik het levensverhaal van een vrouw die al twee dagen door de straten doolt. Ze draagt geen schoenen, ze is dronken, haar vriend heeft haar ogen dicht geslagen, ze drinkt mijn Jägermeister, en ook die van Jonathan, wil dat ik haar kus, wil dat ik haar omhels, wil dat ik met haar meega. Haar vriend is in een psychiatrische inrichting, ze hoeft hem nooit meer te zien. Voordat ik in de bus stap vraagt ze of ze nog mooi is.


Populaire posts van deze blog

Ik heb veel kleingeld de laatste tijd, allemaal verdiend bij optredens. Een deel daarvan laat ik uit mijn hand in mijn broekzak glijden. Het is maandag. Ik zou eigenlijk naar Prenzlauer Berg moeten fietsen en op de kopieermachine een flyercompositie maken. Daarvoor heb ik een woord nodig waarvan 'klang' de eerste lettergreep is. Het schiet me niet te binnen. De dag is fris en winderig, enigszins bewolkt. In de gang werkt een electricien. De voorbijrijdende trams fluiten soepel over de rails. De afgelopen nachten hebben de slijpers vonken uit het ijzer getoverd. Ik moet bij de post zijn om het pakje met ontrafelde cassettetape voor mijn klankkompaan Harold in Parijs af te geven. Harold had ik eerder dit jaar in Parijs in het echt meegemaakt. Tijdens een wandeling zag hij een sliert cassetteband die om een lantaarnpaal was gewikkeld. Zijn begoeting ("Ah") vereende verbazing over uitblijvend resultaat met de zekerheid dat met iedere wandeling zijn voorraad tapesalade zou
"We hebben elkaar al een half jaar niet meer gezien." Ik was er vast van overtuigd, dat ik er qua tijd niet veel naast zat. "Ach, nee," zei ze. "We hebben elkaar nog in augustus gezien." Wat waar was, maar mijn herinnering voerde me naar de Feldwebelstraat in Prenzlauer Berg, waar we op houten bankjes bij een Italiaan op de stoep niet naar Italië-Ukraïne hadden gekeken. Te veel hoofden voor het beeld, bovendien zat ik met de rug naar het apparaat; en om de rug naar mijn tafelgenoten te keren vond ik onbeschoft. Maar dat was niet de dag in augustus waarnaar ze verwees, ook al omdat die pizzatafeldag vroeg in Juni was, of wanneer was dat WK toch alweer? Nee, ik had haar gezien op een zonnig uur in haar apartement. De zomerwarmte liefkoosde haar schouders; ze was vrolijk en opgewekt, alsof ze zojuist een nieuwe liefde had gevonden, misschien ook omdat een rose verjaardagskoek haar was gelukt en ze zojuist drie rode hartvormige ballonnen had opgeblazen, waarva
De boot had voldoende vertraging om alle nieuwe modellen zonnebrillen en laagkruisige spijkerbroeken te bestuderen. Het waaide op zee. Zondag rolde de bal voor de voeten van spelers van Cagliari-Fiorentina weg, door windkracht gedreven. Toen ook nog een reclameschild over het veld fladderde werd de wedstrijd twintig minuten uitgesteld. In die twintig minuten bleef het lustig doorwaaien. Het waaide gisteren ook nog. Toen stond ik op het bovendek: een grote gele stip duidt de helicopterpiloot de landingsplaats. Daar stonden vier schoolreizende jochies, waarvan drie met zonnebril, tegen de wind in. Later in de bioscoopzaal Inter tegne Ajax gezien. Blind heeft zichzelf gemultipliceerd en gelijk drie evenbeelden in de verdediging neergezet. Ik vond Ajax beter. De Italiaanse commentator vond dat niet. Die weet niet dat Ajax in balbezit hetzelfde is als een levensgrote kans op een doelpunt. Wat me vooral opviel was een soort verwerkte treurigheid: de wijsheid van de balling die weet dat terug