De boot had voldoende vertraging om alle nieuwe modellen zonnebrillen en laagkruisige spijkerbroeken te bestuderen. Het waaide op zee. Zondag rolde de bal voor de voeten van spelers van Cagliari-Fiorentina weg, door windkracht gedreven. Toen ook nog een reclameschild over het veld fladderde werd de wedstrijd twintig minuten uitgesteld. In die twintig minuten bleef het lustig doorwaaien. Het waaide gisteren ook nog. Toen stond ik op het bovendek: een grote gele stip duidt de helicopterpiloot de landingsplaats. Daar stonden vier schoolreizende jochies, waarvan drie met zonnebril, tegen de wind in.
Later in de bioscoopzaal Inter tegne Ajax gezien. Blind heeft zichzelf gemultipliceerd en gelijk drie evenbeelden in de verdediging neergezet. Ik vond Ajax beter. De Italiaanse commentator vond dat niet. Die weet niet dat Ajax in balbezit hetzelfde is als een levensgrote kans op een doelpunt. Wat me vooral opviel was een soort verwerkte treurigheid: de wijsheid van de balling die weet dat terugkeer onmogelijk is.
Iedere speler voetbalde om het voetbal zelf, omdat het zo leuk is, en verloor daarbij uit het oog dat er ook gescoord moet worden. Trabelsi heel onderhoudend om te zien, maar waar gaat hij heen? De venijnige tackles, ook goed. Pienaar die als hij een beetje schopt de balorige buitenwijkjongere speelt, die een vuilcontainer in de fik steekt. Huntelaar had de pech dat Materazzi dacht een legendarische wedstrijd te moeten spelen. Juanfran was de enige voetballer. De ballen die van zijn borst stuiterde maken echter duidelijk dat hij ook de PC.Hooftstraat heeft ontdekt.
Ik wilde het hebben over dat tegendoelpunt. Dat dankzij die Bou-bou bou, naam alweer vergeten, tot stand kwam. Dat was nu eens een fijn staaltje dromerij. Bou op een plaatsje tussen de huizen, alleen met een bal die pauk en bekken-slag van muur en hek terugvalt, die schuursissend de galm uit het cement rijt. De balkonnen hangen vol met wasgoed, die in gedachten spandoeken worden. Iemand roept 'Boe', en fluit op zijn vingers: het stadion verandert in een heksenketel. Bou mikt de bal feilloos op de afvalbak, gaat een een-twee aan en ziet zijn denkbeeldige medespeler al op de achterlijn afgaan, daar terugleggen en ...intikken? achter het standbeen? hoe te juichen?
En toen was er Wome.
Rinus
Later in de bioscoopzaal Inter tegne Ajax gezien. Blind heeft zichzelf gemultipliceerd en gelijk drie evenbeelden in de verdediging neergezet. Ik vond Ajax beter. De Italiaanse commentator vond dat niet. Die weet niet dat Ajax in balbezit hetzelfde is als een levensgrote kans op een doelpunt. Wat me vooral opviel was een soort verwerkte treurigheid: de wijsheid van de balling die weet dat terugkeer onmogelijk is.
Iedere speler voetbalde om het voetbal zelf, omdat het zo leuk is, en verloor daarbij uit het oog dat er ook gescoord moet worden. Trabelsi heel onderhoudend om te zien, maar waar gaat hij heen? De venijnige tackles, ook goed. Pienaar die als hij een beetje schopt de balorige buitenwijkjongere speelt, die een vuilcontainer in de fik steekt. Huntelaar had de pech dat Materazzi dacht een legendarische wedstrijd te moeten spelen. Juanfran was de enige voetballer. De ballen die van zijn borst stuiterde maken echter duidelijk dat hij ook de PC.Hooftstraat heeft ontdekt.
Ik wilde het hebben over dat tegendoelpunt. Dat dankzij die Bou-bou bou, naam alweer vergeten, tot stand kwam. Dat was nu eens een fijn staaltje dromerij. Bou op een plaatsje tussen de huizen, alleen met een bal die pauk en bekken-slag van muur en hek terugvalt, die schuursissend de galm uit het cement rijt. De balkonnen hangen vol met wasgoed, die in gedachten spandoeken worden. Iemand roept 'Boe', en fluit op zijn vingers: het stadion verandert in een heksenketel. Bou mikt de bal feilloos op de afvalbak, gaat een een-twee aan en ziet zijn denkbeeldige medespeler al op de achterlijn afgaan, daar terugleggen en ...intikken? achter het standbeen? hoe te juichen?
En toen was er Wome.
Rinus