De keuken klopte niet bij mijn aankomst. Je kon zien dat er niet geleefd werd. En er hing een geur van verwezing. Meestal draaide ik me in de deuropening weer om en liep naar de dichtsbijzijnde Döner. Maar een aantal gebeurtenissen heeft er voor gezorgd dat er iets veranderde.
De eerste gebeurtenis was ikzelf. Een tiental dagen lang was ik de enige bewoner. Een deel van de tijd besteedde ik aan de schoonmaak. Toen werd op een dag het tweepits electrisch gasstel met zijn onafkrabbare vetlaag vervangen door een vierpitter met oven, die blinkend wit was bovendien. De vensterbank stond al vol met kruiden. De vaatdoek werd iedere week gewassen en niet eerst nadat hij van ellende uit zichzelf in de cilinder van de wasmachine was gekropen. De spinnen weefden noest verder aan hun webben, dat wel, maar ik vind spinnen gezellig.
Nu is sedert kort Maki hier, een Japanse uit Tokio, maar dan uit Londen. Ze praat graag en veel en lacht daarbij heel aanstekelijk. Ze heeft ook heel veel bewegingen die ik als pose van oude Japanse prenten al ken. Zij ook. Ze verbaasde me tijdens een uiteenzetting over het Japanse hofleven in de zestiende eeuw met een feilloze uitbeelding van de klassieke pose die de hofdames toentertijd oog in oog met de tekenaar aannamen. Ik viel bijna uit mijn stoel.
Maki, dus, heeft nieuwe sponzen gekocht, en nieuwe afwisdoeken en afwashandschoenen (rose) en heeft de hele dag eraan besteed om ook de laatste resten vetlaag en vuiligheid weg te werken. En natuurlijk honderduit te babbelen als er weer eens iemand in de keuken was. Zoals Emanuele, die uit Italië is teruggekeerd met een plastic ex-mineraalwaterfles gevuld met abruzese olijfolie, direct van de boer. Gelukkig zie ik die fles niet al te vaak.
Daar zaten we dan met zijn drieën in de keuken. Ik, omdat ik al redelijk verslaafd was aan het zachte Engelse accent, haar lach en al de woorden die ik maar half verstond, en Emanuele, omdat voor Italianen de keuken van levensbelang is. We waren hier nog maar pas, en we wisten van iedereen zo ongeveer wat hij deed, maar wat doe jij eigenlijk Emanuele? Die vraag werd gesteld met uitzicht op de daken en gebouwen westelijk van ons; in het vervagende midden, dat niet alleen vanwege de ongewassen vensters en de talloze spinnenwebben vervaagde, stak de zendtoren op de Alexander Platz uit. Zijn domme rose bevlekte sponsorbal was duidelijk zichtbaar.
Emanueles handen trilden, terwijl hij vertelde dat hij naar diverse locaties in de stad was gereisd om daar uit zijn werken voor te lezen, brieven waren het, in het Italiaans geschreven en aan Duitsers gericht. Hij was ook naar Ostkreuz gegaan, de warrelmoes van perrons en sporen die noord-zuid en oost-west over en langs elkaar lopen. Het is een hoogst aantrekkelijk landschap van roest en scheurend beton waartussen struik en onkruid lustig doorwoekeren. Uit de opgehangen megafonen klinken stemmen, die ongetwijfeld nog steeds aankomende en vertrekkende U-, en S-Bahnen zullen aankondigen lang nadat die treinen niet meer rijden.
Plotseling klonk het woord 'Torah' in Emanueles uitleg. Als bij toverslag veranderde zijn uiterlijk, en zag ik de verbeten concentratie die achter zijn werk stak. Vraag een Italiaan in Gods Naam niet of hij iets wil uitleggen. Hij zal voortdurend achter de vlinders aanjagen die uit zijn hersenpan vliegen. Ik vat samen: De woorden staan op zich. Ieder woord is van een ander woord gescheiden door een kleine ruimte. Ze hebben de mens nodig die deze ruimte overbrugt en zin geeft.
Als hij voorleest liggen er brieven voor zijn voeten, geadresseerd en gefrankeerd. Die laat hij liggen, en zouden opgeraapt moeten worden en verstuurd. De mens dient in dit geval om een verbinding tussen mensen tot stand te brengen. Er zijn er zes miljard. Maar met deze zes had Emanuele al een deel van zijn opdracht volbracht.
Dat klinkt heel erg diepzinnig en mystiek. Maar ik heb zo'n vermoeden dat het moment waarop de van nature zwaarmoedige, melancholisch gestemde westerse mens zich op weg begeeft naar dit mysterie, de vriend van de Torah luchthartig op zijn fiets stapt.
Gisteren waaide het trouwens en Maki had op de Turkenmarkt een paar stoffen gekocht, van die dunne, met mooie motieven en kleuren die aan de stilte van zondagen deden denken. Daarmee zijn we naar het dak gegaan. Ik bewoog als een stierevechter om de wind te vangen met de doeken, en Maki liep heen en weer met haar foto-apparaat en zei "Oh" en "So beautiful."
De eerste gebeurtenis was ikzelf. Een tiental dagen lang was ik de enige bewoner. Een deel van de tijd besteedde ik aan de schoonmaak. Toen werd op een dag het tweepits electrisch gasstel met zijn onafkrabbare vetlaag vervangen door een vierpitter met oven, die blinkend wit was bovendien. De vensterbank stond al vol met kruiden. De vaatdoek werd iedere week gewassen en niet eerst nadat hij van ellende uit zichzelf in de cilinder van de wasmachine was gekropen. De spinnen weefden noest verder aan hun webben, dat wel, maar ik vind spinnen gezellig.
Nu is sedert kort Maki hier, een Japanse uit Tokio, maar dan uit Londen. Ze praat graag en veel en lacht daarbij heel aanstekelijk. Ze heeft ook heel veel bewegingen die ik als pose van oude Japanse prenten al ken. Zij ook. Ze verbaasde me tijdens een uiteenzetting over het Japanse hofleven in de zestiende eeuw met een feilloze uitbeelding van de klassieke pose die de hofdames toentertijd oog in oog met de tekenaar aannamen. Ik viel bijna uit mijn stoel.
Maki, dus, heeft nieuwe sponzen gekocht, en nieuwe afwisdoeken en afwashandschoenen (rose) en heeft de hele dag eraan besteed om ook de laatste resten vetlaag en vuiligheid weg te werken. En natuurlijk honderduit te babbelen als er weer eens iemand in de keuken was. Zoals Emanuele, die uit Italië is teruggekeerd met een plastic ex-mineraalwaterfles gevuld met abruzese olijfolie, direct van de boer. Gelukkig zie ik die fles niet al te vaak.
Daar zaten we dan met zijn drieën in de keuken. Ik, omdat ik al redelijk verslaafd was aan het zachte Engelse accent, haar lach en al de woorden die ik maar half verstond, en Emanuele, omdat voor Italianen de keuken van levensbelang is. We waren hier nog maar pas, en we wisten van iedereen zo ongeveer wat hij deed, maar wat doe jij eigenlijk Emanuele? Die vraag werd gesteld met uitzicht op de daken en gebouwen westelijk van ons; in het vervagende midden, dat niet alleen vanwege de ongewassen vensters en de talloze spinnenwebben vervaagde, stak de zendtoren op de Alexander Platz uit. Zijn domme rose bevlekte sponsorbal was duidelijk zichtbaar.
Emanueles handen trilden, terwijl hij vertelde dat hij naar diverse locaties in de stad was gereisd om daar uit zijn werken voor te lezen, brieven waren het, in het Italiaans geschreven en aan Duitsers gericht. Hij was ook naar Ostkreuz gegaan, de warrelmoes van perrons en sporen die noord-zuid en oost-west over en langs elkaar lopen. Het is een hoogst aantrekkelijk landschap van roest en scheurend beton waartussen struik en onkruid lustig doorwoekeren. Uit de opgehangen megafonen klinken stemmen, die ongetwijfeld nog steeds aankomende en vertrekkende U-, en S-Bahnen zullen aankondigen lang nadat die treinen niet meer rijden.
Plotseling klonk het woord 'Torah' in Emanueles uitleg. Als bij toverslag veranderde zijn uiterlijk, en zag ik de verbeten concentratie die achter zijn werk stak. Vraag een Italiaan in Gods Naam niet of hij iets wil uitleggen. Hij zal voortdurend achter de vlinders aanjagen die uit zijn hersenpan vliegen. Ik vat samen: De woorden staan op zich. Ieder woord is van een ander woord gescheiden door een kleine ruimte. Ze hebben de mens nodig die deze ruimte overbrugt en zin geeft.
Als hij voorleest liggen er brieven voor zijn voeten, geadresseerd en gefrankeerd. Die laat hij liggen, en zouden opgeraapt moeten worden en verstuurd. De mens dient in dit geval om een verbinding tussen mensen tot stand te brengen. Er zijn er zes miljard. Maar met deze zes had Emanuele al een deel van zijn opdracht volbracht.
Dat klinkt heel erg diepzinnig en mystiek. Maar ik heb zo'n vermoeden dat het moment waarop de van nature zwaarmoedige, melancholisch gestemde westerse mens zich op weg begeeft naar dit mysterie, de vriend van de Torah luchthartig op zijn fiets stapt.
Gisteren waaide het trouwens en Maki had op de Turkenmarkt een paar stoffen gekocht, van die dunne, met mooie motieven en kleuren die aan de stilte van zondagen deden denken. Daarmee zijn we naar het dak gegaan. Ik bewoog als een stierevechter om de wind te vangen met de doeken, en Maki liep heen en weer met haar foto-apparaat en zei "Oh" en "So beautiful."