Doorgaan naar hoofdcontent
Zondagavond kort voor slapen gaan stopte de stream. Ik keek naar het tweede deel van The OA op Netflix. Het was tien voor een, dus stoppen mocht wel. De buffercirkel draaide door tot 90% en dat was het. Ik keek naar buiten. De ramen in het gebouw aan de overkant van de straat waren allemaal duister. Ik had die dag een interview gelezen met iemand die dacht dat de derde wereldoorlog al was begonnen met de dood van die generaal in Iran, die er overigens uitzag als een sympathieke familievader, maar in de dagen na zijn dood de gevaarlijkste terrorist ter wereld werd genoemd. Daar had de onderbreking van mijn serie niets mee te maken, met zijn dood.  
 

Ik dacht na. Een oorlog begin je het best met paniek onder de bevolking. Dat bereik je door gewoon het internet af te sluiten. Vervolgens zorg je er ook voor dat de pinautomaten niet meer werken. Dat is zoiets als iemand opsluiten in een donkere kamer en de deur op slot doen. Binnen de kortste keren kunnen de mensen in de grote en kleinere steden niets meer kopen. Ik keek naar buiten en zag dat de straatlantaarns branden. Noodverlichting misschien. Maar de schemerlamp in mijn eigen kamer gaf ook nog licht. Elektriciteit was er. Ik kon met een gerust hart gaan slapen. 
 

Het internet keerde de volgende dag gewoon terug. Een mail uit de Verenigde Staten van iemand die zich Bbob noemde, dus met die dubbele b. De 'add to cart'-icoon leidde hem niet naar het digitale boodschappenkarretje. Iets kopen via mijn website was onmogelijk, en of het niet zo via de mail kon. Beste Bbob, ja dat kan, schreef ik. Daarna huppelde ik een tijdje langs de verschillende beeldschermen op mijn laptop. Het winkelwagentje bleef kaduuk. Of de ontwikkelaars iemand langs sturen is nog maar de vraag. Veel was er niet te doen in internetland. Ik moest nog naar het postkantoor, maar besteedde de tijd aan treuzelen en uit het raam kijken. 
 

Daar beneden staat ook een lagere school, een rechthoekig ding, met grote vensters en gele tegels in plaats van betonnen of bakstenen muren. Ervoor ligt de speelplaats. Een groot deel ervan is een gravelveld. Kinderen rennen of spelen voetbal en rennen dan ook. Zo jong, de oudsten zijn misschien negen jaar oud, hebben ze een vreemde motoriek, alsof de leraar het mechaniek opwindt met een grote sleutel, een metalen veer die tijdens het speelkwartier langzaam ontspant totdat de kinderen uitgeblust weer het schoollokaal inlopen. Vanochtend stond de veer kennelijk te strak. Vechtersbazen schopten naar elkaar, duwden, trokken elkaar naar de grond. Iemand probeerde te sussen, zoals bij een voetbalwedstrijd een medespeler iemand van de kluwen verwijdert. Als een bal rolt blijf ik kijken. Zelfs in de trein, als je met honderdennogiets kilometer per uur aan een sportveld voorbijrijdt, groen-wit tegen rood-zwart, misschien valt er een goal. Ik probeerde de talentjes te herkennen. Een klein ventje speelde iedereen door de benen, en bleef staan zodra hij de bal verloor.
 

Op de fiets naar het postkantoor. Er is een in de straat, maar daar werkt een idioot die denkt dat on-line gekochte adreslabels met frankering een vervaldatum hebben. De datum op het label lag zes dagen terug in de tijd. Hij weigerde het pakket. Daarom fiets ik nu een minuut of tien. De buurt is een normale grootsteedse buitenwijkbuurt, onopvallende huizen, perkjes, auto's voor de deur, twee of drie hoog. Bij de ingang van een parkeergarage is een houten keet, zoals je die eerder bij een voetbalveld verwacht. De geur van frituurvet hing in de hele straat. Aan een tafeltje zat een oudere man, bril, dikke jas, voor hem een schaaltje met curryworst. Het postkantoor is in een kiosk tegenover de kamerplanten van Kaufhof. Je moet door de ingang van de parkeergarage lopen en dan door schuifdeuren naar binnen. Een keer ben ik na afgifte door die Kaufhof gelopen. Dit keer wilde ik weer, maar bedacht me net voor de vleugeldeurtjes. Je loopt je een ongeluk in die immense supermarkt. Het was een mooie dag en ik besloot naar een Rewe te fietsen. Bij het naar buiten lopen zag ik dat het tafeltje waar de oudere man had gezeten weer vrij was. Nee, ik heb geen curryworst besteld, of een patat genomen. Maar een mooie plek voor een patat mét is het wel. 

Populaire posts van deze blog

Ik heb veel kleingeld de laatste tijd, allemaal verdiend bij optredens. Een deel daarvan laat ik uit mijn hand in mijn broekzak glijden. Het is maandag. Ik zou eigenlijk naar Prenzlauer Berg moeten fietsen en op de kopieermachine een flyercompositie maken. Daarvoor heb ik een woord nodig waarvan 'klang' de eerste lettergreep is. Het schiet me niet te binnen. De dag is fris en winderig, enigszins bewolkt. In de gang werkt een electricien. De voorbijrijdende trams fluiten soepel over de rails. De afgelopen nachten hebben de slijpers vonken uit het ijzer getoverd. Ik moet bij de post zijn om het pakje met ontrafelde cassettetape voor mijn klankkompaan Harold in Parijs af te geven. Harold had ik eerder dit jaar in Parijs in het echt meegemaakt. Tijdens een wandeling zag hij een sliert cassetteband die om een lantaarnpaal was gewikkeld. Zijn begoeting ("Ah") vereende verbazing over uitblijvend resultaat met de zekerheid dat met iedere wandeling zijn voorraad tapesalade zou
Inmiddels ben ik in Parijs aanbeland. En dan regent het. Straten reflecteren de neon, de café`s en restaurants gevuld, zit men aan kleine tafeltjes tegenover elkaar. Veel met de metro gereisd; de pas wordt sneller, zelfvertrouwen is een mantel die om je schouders wordt gehangen zodra je onder de grond verdwijnt. Niets dan hoofden en lichamen, ieder kijkt van zichzelf weg. Het Handkeaanse syndroom bekruipt me, te denken welke gedachten er in die hoofden omgaan. Veel gedachten worden verjaagd door geluiden. Veel kleine oorknopjes, kijken, stoppen en weer verder lopen. Verliefd op ieder model van de grote reclamefoto`s. Ik zou naar de Eiffeltoren willen gaan, de Tuilerien, Versailles, plaatsen waarbij je je iets voorstelt. Ik merk dat ik zeker een paar duizend euro per maand op mezelf achterlig; het bord met het kopvlees, de salami ziet er net iets te aantrekkelijk uit. Honger om zeven uur `s avonds en net niet de 12 euro kunnen permitteren. Ik loop en kijk naar de kerstverlichting, de l
"We hebben elkaar al een half jaar niet meer gezien." Ik was er vast van overtuigd, dat ik er qua tijd niet veel naast zat. "Ach, nee," zei ze. "We hebben elkaar nog in augustus gezien." Wat waar was, maar mijn herinnering voerde me naar de Feldwebelstraat in Prenzlauer Berg, waar we op houten bankjes bij een Italiaan op de stoep niet naar Italië-Ukraïne hadden gekeken. Te veel hoofden voor het beeld, bovendien zat ik met de rug naar het apparaat; en om de rug naar mijn tafelgenoten te keren vond ik onbeschoft. Maar dat was niet de dag in augustus waarnaar ze verwees, ook al omdat die pizzatafeldag vroeg in Juni was, of wanneer was dat WK toch alweer? Nee, ik had haar gezien op een zonnig uur in haar apartement. De zomerwarmte liefkoosde haar schouders; ze was vrolijk en opgewekt, alsof ze zojuist een nieuwe liefde had gevonden, misschien ook omdat een rose verjaardagskoek haar was gelukt en ze zojuist drie rode hartvormige ballonnen had opgeblazen, waarva