De zomer begon zonder dat ik het wist in het apartement van Christopher ergens op de vijfde etage in de Barcelonese wijk Gracia. De woning had een aantal blinde vertrekken, maar, bijna deurloos, was ze toch opvallend licht. Het uitzicht was weinig spectaculair: blinde muren, antennes, duistere ramen. Ik moest vroeg op om mijn bus te halen, had de vorige avond opgetreden en in een bar in Barrio Cino nagezeten met warm brood en koud bier en internationale vrinden. Een vreemde woning in de stilte van het wakker worden omhelst je met vertrouwen en blaast herinneringen in je oor, aan de naakte schouder van een slapende geliefde, haar neus in het kussen, de huid nog warm van de liefkozingen. De jongeheer Williams, in wiens keuken twee aangebroken potten honing stonden, een van drie kilo - dat krijg je als je meest beroemde naamgenoot bevriend is met een beer - was mijn gastheer. Hij had het concert georganiseerd, en in mijn marginale wereld hoef je niet te rekenen op een hotel, zelfs niet op
leven en sterven in tijden van internet