Doorgaan naar hoofdcontent

Ik luister naar pianogetingel, Debussy speelt en ik voel welbehagen en ergens verwantschap met sedimentaire begrippen die aardschollen betreffen, geografische lagen die in een air van tertiair en quartier bewegen, hun vingerafdrukken in aardrijkskundeboeken hebben achtergelaten.

Oh zeker, ik kan veilig oud worden; waarom zou ik nog schrikken van foto’s; ik kijk altijd lelijk naar de camera: ik mag dat ding niet – en toch zegt Barbara dat ik fotogeniek ben – zij kijkt natuurlijk anders – misschien ziet ze lichtgestalten.

Debussy mocht ik al van mijn zwevende in het blauwe verijlende begin, toen ik pianoklanken hoorde als rimpelingen in vreemd water, zonneschittering van de dagen die ik niet als de mijne beschouwde – daarom is het hooi van van Gogh zo warm en Frankrijk zo ver weg, want je moet ervoor helemaal naar de negentiende eeuw reizen.

Daarom valt dat oud worden wel mee; je blijft er eeuwig jong bij – en voor je tijd dood te gaan, zoals Rob W., die de mooie LP van Claude onder zijn jas stak en aan Margriet gaf, zo vroeg hoef je natuurlijk niet te gaan, al zal ik nooit weten aan welke dag hij werd vastgelegd door de vishaak die de LSD achter zijn ogen sloeg.

Voortuinen en viooltjes en zonovergoten zeventigerjarenstraten, autobezitters trouw aan hun rijbewijs en brommers, nog lang geen scooters: hamerzwart op het klavier, zodat de sterren trillen en het ruisen van nà de opnames kan beginnen.





Populaire posts van deze blog

Ik heb veel kleingeld de laatste tijd, allemaal verdiend bij optredens. Een deel daarvan laat ik uit mijn hand in mijn broekzak glijden. Het is maandag. Ik zou eigenlijk naar Prenzlauer Berg moeten fietsen en op de kopieermachine een flyercompositie maken. Daarvoor heb ik een woord nodig waarvan 'klang' de eerste lettergreep is. Het schiet me niet te binnen. De dag is fris en winderig, enigszins bewolkt. In de gang werkt een electricien. De voorbijrijdende trams fluiten soepel over de rails. De afgelopen nachten hebben de slijpers vonken uit het ijzer getoverd. Ik moet bij de post zijn om het pakje met ontrafelde cassettetape voor mijn klankkompaan Harold in Parijs af te geven. Harold had ik eerder dit jaar in Parijs in het echt meegemaakt. Tijdens een wandeling zag hij een sliert cassetteband die om een lantaarnpaal was gewikkeld. Zijn begoeting ("Ah") vereende verbazing over uitblijvend resultaat met de zekerheid dat met iedere wandeling zijn voorraad tapesalade zou
"We hebben elkaar al een half jaar niet meer gezien." Ik was er vast van overtuigd, dat ik er qua tijd niet veel naast zat. "Ach, nee," zei ze. "We hebben elkaar nog in augustus gezien." Wat waar was, maar mijn herinnering voerde me naar de Feldwebelstraat in Prenzlauer Berg, waar we op houten bankjes bij een Italiaan op de stoep niet naar Italië-Ukraïne hadden gekeken. Te veel hoofden voor het beeld, bovendien zat ik met de rug naar het apparaat; en om de rug naar mijn tafelgenoten te keren vond ik onbeschoft. Maar dat was niet de dag in augustus waarnaar ze verwees, ook al omdat die pizzatafeldag vroeg in Juni was, of wanneer was dat WK toch alweer? Nee, ik had haar gezien op een zonnig uur in haar apartement. De zomerwarmte liefkoosde haar schouders; ze was vrolijk en opgewekt, alsof ze zojuist een nieuwe liefde had gevonden, misschien ook omdat een rose verjaardagskoek haar was gelukt en ze zojuist drie rode hartvormige ballonnen had opgeblazen, waarva
Inmiddels ben ik in Parijs aanbeland. En dan regent het. Straten reflecteren de neon, de café`s en restaurants gevuld, zit men aan kleine tafeltjes tegenover elkaar. Veel met de metro gereisd; de pas wordt sneller, zelfvertrouwen is een mantel die om je schouders wordt gehangen zodra je onder de grond verdwijnt. Niets dan hoofden en lichamen, ieder kijkt van zichzelf weg. Het Handkeaanse syndroom bekruipt me, te denken welke gedachten er in die hoofden omgaan. Veel gedachten worden verjaagd door geluiden. Veel kleine oorknopjes, kijken, stoppen en weer verder lopen. Verliefd op ieder model van de grote reclamefoto`s. Ik zou naar de Eiffeltoren willen gaan, de Tuilerien, Versailles, plaatsen waarbij je je iets voorstelt. Ik merk dat ik zeker een paar duizend euro per maand op mezelf achterlig; het bord met het kopvlees, de salami ziet er net iets te aantrekkelijk uit. Honger om zeven uur `s avonds en net niet de 12 euro kunnen permitteren. Ik loop en kijk naar de kerstverlichting, de l