Doorgaan naar hoofdcontent
De buurt Schöneweide in Berlijn ligt in het oosten van de stad. Het is hier niet hip. De laatste resten DDR zijn zichtbaar in gigantische fabriekshallen langs de Spree. Ze staan leeg. De terreinen leiden aan loodvergiftiging, maar de struiken die door het gebarsten beton zijn gegroeid trekken zich daar niets van aan. Huizen staan leeg, winkelruimte is te huur.

Eigenlijk zou ik meer naar het centrum moeten verhuizen. Kreuzberg! Daar groeien reusachtige bomen aan weerszijden van de straten. Ieder trottoir staat vol met lange tafels waar de mensen in alle talen bestellen. Of Prenzlau, Friedrichshain; overal warrelt jong en oud door elkaar.

Maar het bevalt me in Schöneweide, ook al moet ik een uur fietsen om in de stad te komen. Een prachtige route is dat, door Rummelsburg langs de industrieterreinen, die zichzelf op grote schilden aanprijzen: Hier is AGFA opgericht; Hier is tevlon uitgevonden; Hier liet Pavlov zijn hond uit. De lange straat naar Prezlau was nagenoeg leeg. Het was twintig over zes in de namiddag, en ik dacht dat miljoenen mensen niets meekregen van dit zonnige weer en het mooie namiddaglicht.

Toen kwam ik aan op de kastanienallee, en de straten waren nog steeds leeg. Wel stond in iedere winkel een grote TV-kolos. Of een grote TV-kolos in het venster, waar anders het bier en de falafel werden verkocht. Of een grote TV-kolos op het trottoir, en de kijkers op de sofa of op de deurdrempel met dat typische ikverveelmeeigenlijkdoodwantikkijkteevee-gezicht. Ik fietste aan de commentaarflarden voorbij.

Opwinding en twintig meter verder gejuich: 3-1.

Later die avond voelde ik me als de Poolse coach, die aan de overkant bij een Libanees restaurant op de bank zat, en tegen Ecuador verloor. Ik bezocht hem af en toe om naar de stand te vragen. Ik had meegeholpen een geluidsavond te organiseren, en om half elf was de stand zes man bezoek. De Pool kan over twee weken heel ver weg op vakantie gaan. Ik geloof dat ik nog even kan blijven. Vanmiddag hoorde ik dat er om zes uur vanmorgen nog steeds lui aan het bier zaten.

Rinus

Populaire posts van deze blog

Ik heb veel kleingeld de laatste tijd, allemaal verdiend bij optredens. Een deel daarvan laat ik uit mijn hand in mijn broekzak glijden. Het is maandag. Ik zou eigenlijk naar Prenzlauer Berg moeten fietsen en op de kopieermachine een flyercompositie maken. Daarvoor heb ik een woord nodig waarvan 'klang' de eerste lettergreep is. Het schiet me niet te binnen. De dag is fris en winderig, enigszins bewolkt. In de gang werkt een electricien. De voorbijrijdende trams fluiten soepel over de rails. De afgelopen nachten hebben de slijpers vonken uit het ijzer getoverd. Ik moet bij de post zijn om het pakje met ontrafelde cassettetape voor mijn klankkompaan Harold in Parijs af te geven. Harold had ik eerder dit jaar in Parijs in het echt meegemaakt. Tijdens een wandeling zag hij een sliert cassetteband die om een lantaarnpaal was gewikkeld. Zijn begoeting ("Ah") vereende verbazing over uitblijvend resultaat met de zekerheid dat met iedere wandeling zijn voorraad tapesalade zou
"We hebben elkaar al een half jaar niet meer gezien." Ik was er vast van overtuigd, dat ik er qua tijd niet veel naast zat. "Ach, nee," zei ze. "We hebben elkaar nog in augustus gezien." Wat waar was, maar mijn herinnering voerde me naar de Feldwebelstraat in Prenzlauer Berg, waar we op houten bankjes bij een Italiaan op de stoep niet naar Italië-Ukraïne hadden gekeken. Te veel hoofden voor het beeld, bovendien zat ik met de rug naar het apparaat; en om de rug naar mijn tafelgenoten te keren vond ik onbeschoft. Maar dat was niet de dag in augustus waarnaar ze verwees, ook al omdat die pizzatafeldag vroeg in Juni was, of wanneer was dat WK toch alweer? Nee, ik had haar gezien op een zonnig uur in haar apartement. De zomerwarmte liefkoosde haar schouders; ze was vrolijk en opgewekt, alsof ze zojuist een nieuwe liefde had gevonden, misschien ook omdat een rose verjaardagskoek haar was gelukt en ze zojuist drie rode hartvormige ballonnen had opgeblazen, waarva
Inmiddels ben ik in Parijs aanbeland. En dan regent het. Straten reflecteren de neon, de café`s en restaurants gevuld, zit men aan kleine tafeltjes tegenover elkaar. Veel met de metro gereisd; de pas wordt sneller, zelfvertrouwen is een mantel die om je schouders wordt gehangen zodra je onder de grond verdwijnt. Niets dan hoofden en lichamen, ieder kijkt van zichzelf weg. Het Handkeaanse syndroom bekruipt me, te denken welke gedachten er in die hoofden omgaan. Veel gedachten worden verjaagd door geluiden. Veel kleine oorknopjes, kijken, stoppen en weer verder lopen. Verliefd op ieder model van de grote reclamefoto`s. Ik zou naar de Eiffeltoren willen gaan, de Tuilerien, Versailles, plaatsen waarbij je je iets voorstelt. Ik merk dat ik zeker een paar duizend euro per maand op mezelf achterlig; het bord met het kopvlees, de salami ziet er net iets te aantrekkelijk uit. Honger om zeven uur `s avonds en net niet de 12 euro kunnen permitteren. Ik loop en kijk naar de kerstverlichting, de l